Uw ministeriële commissie Economie en Natuurherstel heeft als doel om op korte termijn een concreet programma uit te werken “om Nederland van het slot te halen en perspectief te bieden aan sectoren die zijn geraakt door de rechterlijke uitspraken”. Met name dat ‘van het slot halen’ trok onze aandacht.
Het stikstofvraagstuk is het gevolg van een structurele overmaat aan stikstofuitstoot, afkomstig uit verschillende sectoren, niet in de laatste plaats de landbouw. De oplossing ligt daarom niet in meer juridische ruimte; de overmaat aan uitstoot is een feit en laat zich niet wegredeneren.
Het is zeker een taai vraagstuk, niet voor niets was de instelling van uw commissie noodzakelijk. Wij vermoeden, echter, dat genoemde oplossingen “op korte termijn” lastig vindbaar zullen zijn. Naar onze overtuiging vereist een daadwerkelijke oplossing van het stikstof-vraagstuk, een aanpak bij de bron: het reduceren van de uitstoot. Een belangrijke speler is daarbij de landbouw. Ergo:
Wij zijn ervan overtuigd dat stikstofproblemen niet kunnen worden aangepakt, noch opgelost, zonder visie op de lange-termijn-perspectieven voor die landbouw. Waarmee niet gedoeld wordt op een sector of beroepsgroep, maar op de maatschappelijke activiteit die ook wel ‘voedselproductie’ heet. Uiteraard hebben we daarbij wel maximaal rekening te houden met de professionals werkzaam in die sector, anders gezegd: onderdeel van zo’n lange-termijn-visie is zicht op perspectief voor de boer.
Onze huidige manier van voedsel produceren is eindig: steeds meer energie en middelen moeten toegevoegd worden om de opbrengsten op peil te houden. De nu gangbare landbouw, die opbrengst-gestuurd is in plaats van omgevings-gestuurd, wordt daardoor steeds onnatuurlijker, en negatieve effecten op natuur, landschap en volksgezondheid worden steeds zichtbaarder. Daarbij is het inkomen van de boer de afgelopen decennia niet of nauwelijks gestegen. En er is een negatieve prikkel om steeds meer te produceren. Ten koste van de omgeving.
De oplossing voor het stikstof-vraagstuk ligt o.i. in de transitie van de landbouw. Wij zien uit maatschappelijk oogpunt toekomst voor een agrarische bedrijfsvoering die gestoeld is op wat de omgeving aan kan. En in harmonie opereert met die omgeving: dus boeren mèt i.p.v. tégen de natuur. Belangrijk daarbij is dat de boer een eerlijke vergoeding krijgt, voor de productie van gezond en hoogwaardig voedsel èn voor de ecosysteemdiensten die hij of zij levert. Dit levert een integrale transitie op. Die de stikstofuitstoot vermindert en ook direct andere milieu-opgaven aanpakt waar de landbouw mee te maken heeft. Zo voorkomen we dat we niet slechts het probleem van vandaag oplossen, terwijl we ondertussen de crises van de toekomst creëren.

Maar die toekomst is er niet van vandaag op morgen, al was het maar omdat de bijbehorende verdienmodellen nog niet zijn uitgerijpt of überhaupt al bestaan. Er is onvermijdelijk sprake van een overgangsperiode: we moeten als maatschappij ‘de landbouw’ (de boer en de keten) door die transitieperiode heen helpen. Omwille van ons welbegrepen maatschappelijk eigenbelang.
Aan ons zal het niet liggen. Wij zijn ten diepste overtuigd van de noodzaak onze wijze van voedsel produceren te veranderen, de landbouwtransitie aan te zwengelen. Of beter: de transitie van het landelijk gebied tot een succes te maken. Omwille van een brede maatschappelijke noodzaak: gezond voedsel, schoon grond- en oppervlaktewater, schone lucht, hoge biodiversiteit, rijk landschap en gezonde mensen.
We hebben onze gedachten vervat in een aantal hoofdboodschappen; die staan hier, en zijn verderop in het document nader uitgewerkt.