Agrarisch natuurbeheer
In het huidige regeerakkoord is afgesproken dat er de komende jaren 500 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld wordt voor agrarisch natuurbeheer. Het kabinet heeft ervoor gekozen om de realisatie van de natuur- en klimaatdoelen voor de landbouw voortaan voor een groot deel via de inspanningen van boeren zelf te laten verlopen. Het ministerie van LVVN is daarom van plan om deze extra middelen voor het agrarisch natuurbeheer ook te besteden aan de realisatie van de doelen voor water en klimaat. Onderdeel van de plannen is een uitbreiding van het aantal hectares Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) – een zesjarige subsidieregeling die boeren ondersteunt bij het nemen van natuurvriendelijke maatregelen op hun land – van 110.000 hectare in 2024 naar 280.000 hectare in 2030.
Hoewel deze uitbreiding een positieve stap is, ontbreekt in de huidige plannen een duidelijke focus op de meest kwetsbare en ecologisch waardevolle gebieden in ons land. LandschappenNL pleit ervoor om deze extra gelden voor het agrarisch natuurbeheer gericht in te zetten in prioritaire gebieden, zoals veenweidegebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, beekdalen en overgangsgebieden rond Natura 2000-gebieden – samen goed voor ongeveer 300.000 hectare grond. Wij zien graag dat een groot deel van de voorziene extra hectares ANLb in deze gebieden gaat landen, waarbij met name de zwaardere pakketen uit het ANLb worden ingezet. Dit is essentieel om de landbouw in deze gebieden te ondersteunen bij de noodzakelijke transitieslag naar een meer natuurinclusieve landbouw.
De rol van provincies
Provincies spelen een sleutelrol in dit proces. Zij hebben de verantwoordelijkheid om aan te geven waar en in welke gebieden de extra ANLb-hectares moeten gaan landen. Ook sturen zij de agrarische collectieven aan die de uitbreiding van het ANLb moeten realiseren. Daarnaast ligt het voor de hand dat de opgaven in de verschillende gebieden vooral gerealiseerd gaan worden met functie-combinaties in het landgebruik. Dat betekent bijvoorbeeld extensivering van het landgebruik in combinatie met de aanleg van landschapselementen en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers of bufferzones.
LandschappenNL ziet graag dat uit de extra ANLb-gelden de komende jaren 25.000 hectare nieuwe landschapselementen in het landelijk gebied aangelegd gaan worden. Met name in de vorm van houtopstanden. Cruciaal hierbij is dat er niet alleen wordt geïnvesteerd in de aanleg, maar dat er ook voldoende financiële middelen beschikbaar komen voor het beheer van deze houtopstanden.
Ons standpunt
LandschappenNL pleit voor de volgende uitgangspunten bij besteding van de extra middelen voor agrarisch natuurbeheer:
- Maximale bijdrage aan wettelijke en maatschappelijke doelen. Deze middelen dragen optimaal bij aan het behalen van de wettelijke en maatschappelijke opgaven ten aanzien van water, klimaat, natuur en landschap.
- Besteding van deze middelen gebeurt gebiedsgericht, daar waar de opgaven en de ecologische potenties het grootst zijn. Denk aan overgangsgebieden, veenweidegebieden, beekdalen, grondwaterbeschermingsgebieden en grote aaneengesloten weide- en akkervogelgebieden.
- Ondersteuning van boeren bij de omslag naar natuurinclusieve landbouw. Boerenbedrijven worden ondersteund om een doorontwikkeling te maken naar een bedrijfsvoering waarin voedselproductie plaatsvindt in balans met de draagkracht van bodem, water en lucht.
- Vergroting van zwaar agrarisch natuurbeheer. Inzet van deze middelen leidt bij de bedrijven in deze gebieden tot een doelgerichte vergroting van het aandeel zwaar agrarisch natuurbeheer, kwantitatief en kwalitatief, die (economisch) goed inpasbaar is in de bedrijfsvoering, juist ook bij kleine en middelgrote bedrijven.
- De inzet van deze middelen staat niet op zichzelf: er wordt inzichtelijk gemaakt welke bijdrage ten aanzien van doelbereik van deze middelen wordt verwacht en hoe andere beleidsinstrumenten en partijen (zoals waterschappen en terreinbeheerders) de inzet van deze middelen ondersteunen en versterken en vice versa.
- Doorlopende monitoring en evaluatie. De inzet van deze middelen doorlopend extern evalueren op effectiviteit op hun bijdrage aan de wettelijke en maatschappelijke doelen. Deze evaluaties kunnen aanleiding geven tot aanpassing van doelen, kaders, randvoorwaarden en tarieven.