Nationaal Strategisch Plan voor de landbouw bevat positieve veranderingen, maar mist ook kansen
12 december 2022Nederland heeft onlangs met de Europese Commissie overeenstemming bereikt over het Nationaal Strategisch Plan (NSP). Het NSP is de nationale uitwerking van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie. Met dit plan is 4,7 miljard euro aan Europese subsidies voor de Nederlandse landbouw gemoeid, voor de periode 2023-2027. LandschappenNL, Natuurmonumenten, Natuur- en Milieufederaties en Vogelbescherming Nederland zien positieve ontwikkelingen in het nieuwe NSP, zoals meer doelgerichte betalingen voor vergroening en een jaarlijks groeiend budget voor agrarisch natuurbeheer. Helaas zijn de groene ambities van het NSP de afgelopen maanden ook onnodig afgezwakt door het Kabinet, om ‘het GLB toegankelijk te houden voor zoveel mogelijk agrarische ondernemers’. De natuurorganisaties vinden dit een gemiste kans voor vergroening van de landbouw.
Van subsidie per hectare naar belonen voor vergroening
De natuurorganisaties zijn van mening dat er in het nieuwe GLB een historische stap gemaakt wordt, door de verandering van hectarevergoedingen voor boeren naar vergoedingen voor ecosysteem-diensten, zoals weidevogelbeheer en landschapsonderhoud, maatregelen die natuur en klimaat ten goede komen. In de vorige periode van het GLB kregen agrarische ondernemers namelijk vooral subsidie voor louter het aantal hectares dat zij in bezit hebben. Deze praktijk oogstte kritiek van de Europese Rekenkamer omdat deze ongerichte betalingen niet bijdragen aan vergroening van de landbouw.
In het nieuwe NSP echter zet Nederland fors in op vergoedingen voor ecosysteemdiensten van boeren én de verbetering van water- en bodemkwaliteit en biodiversiteit. De betalingen per hectare (de ‘basistoeslagen’) worden de komende jaren door Brussel verlaagd ten gunste van deze omslag. Dat is een duidelijke verbetering. De natuurorganisaties zijn van mening dat boeren in Nederland op termijn alleen nog vergoedingen uit Brussel zouden moeten ontvangen voor duurzame landbouwpraktijken en voor ecosysteemdiensten.
Duurzaamheidsvoorwaarden
Om als agrarische ondernemer een beroep te kunnen doen op Europese subsidies, moet hij voortaan aan bepaalde duurzaamheidvoorwaarden voor de basispremie voldoen, de zogenoemde ‘conditionaliteit’. Voorbeelden hiervan zijn verplichte mest– en spuitvrije bufferstroken van 3 of 5 meter langs waterlopen die grenzen aan akkers en weilanden. Dat is gunstig voor de biodiversiteit.
De meest in het oog springende verandering in het NSP-GLB is de nieuwe ‘ecoregeling’. Agrariërs kunnen kiezen uit ruim twintig maatregelen op het gebied van klimaat, bodem, water, landschap en biodiversiteit voor de toepassing op hun bedrijf. De maatregelen variëren van het beheren van houtwallen tot het aanleggen van kruidenrijke akkerranden en extra weidegang. Hiervoor kunnen boeren bij elkaar opgeteld een extra vergoeding ontvangen van circa 60, 100 of 200 euro per hectare. Daarmee krijgt de vergroening die in de vorige periode van het GLB een wassen neus was, nu eindelijk vorm.
Gebiedsgerichte benadering
Daarnaast richt het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zich op die gebieden in ons land waar van boeren extra stappen worden gevraagd voor klimaat, water en beperking van stikstofuitstoot, zoals veenweidegebieden en de gebieden rond Natura 2000-gebieden. Hierbij gaat het om een stapsgewijze groei van het budget voor plattelandsontwikkeling (‘GLB-pijler 2’) naar 30 procent van het totale GLB-budget, ten koste van het budget voor directe betalingen en ecoregelingen (‘pijler 1’). Als boeren in die gebieden hun bedrijf aan moeten passen of extensiveren, is extra geld beschikbaar om te werken aan goede bedrijfsperspectieven en het ontwikkelen en aanpassen van de bedrijfsvoering. Dit sluit aan bij de gebiedsgerichte aanpak voor de transitie van het landelijk gebied, één van de doelen van het nieuwe NSP. Ook dat is positief.
Plan nog altijd ondermaats voor grootschalige omslag naar natuurinclusieve landbouw
Met dit NSP worden volgens de natuurorganisaties helaas ook kansen gemist om de landbouw in ons land werkelijk om te vormen naar ‘natuurinclusieve’ kringlooplandbouw.
Zo is niet goed inzichtelijk gemaakt hoeveel het NSP bijdraagt aan het terugdringen van het gebruik van kunstmest en pesticiden, het stimuleren van de aanleg van landschapselementen, de verbetering van waterkwaliteit, het tegengaan van veenoxidatie en het vasthouden van water in tijden van droogte.
Heldere en afrekenbare doelen die bijdragen aan de transitie naar groene landbouw ontbreken in dit NSP. Het NSP had juist moeten aansluiten bij de doelstelling van de Europese Commissie uit de ‘Boer-tot-Bord’-strategie om op termijn 25% biologische landbouw in de Europese Unie te realiseren. Maar ook op de wens voor 10% groenblauwe dooradering van het landelijk gebied. De laatste doelstelling richt zich op meer landschapselementen als sloten en heggen in het boerenland en is geformuleerd in de Europese Biodiversiteitstrategie.
Momenteel kampt Nederland met een stikstof-, natuur-, klimaat- en watercrisis, waarvan de oorzaken voor een groot deel liggen bij de enorme intensivering van de landbouw in de afgelopen decennia. Juist nu we aan de vooravond staan van een noodzakelijke transitie naar een natuurvriendelijk landbouwsysteem, is een gezamenlijke aanpak om al deze problemen op te lossen essentieel om de problematiek in het landelijk gebied het hoofd te bieden.
Ambities onnodig afgezwakt onder druk van recente ontwikkelingen
Het lijkt er sterk op dat als gevolg van de maatschappelijke onrust over de oorlog in Oekraïne de duurzame, natuurvriendelijke onderdelen van het NSP in de afgelopen maanden onnodig zijn afgezwakt. Argument daarvoor is dat dit zou bijdragen aan de voedselzekerheid in Europa, om bijvoorbeeld meer graan voor menselijke consumptie te kunnen verbouwen. Dat is voor Nederland echter een onjuist argument, aangezien er in ons land niet of nauwelijks tarwe voor menselijke consumptie verbouwd wordt, maar vooral voor veevoer. Hiermee biedt de minister van LNV agrarische ondernemers een douceurtje, dat niet bijdraagt aan de voedselzekerheid en juist het behalen van duurzaamheidsdoelen vertraagd. Wij vinden dat als natuurorganisaties onbegrijpelijk.
Wij betreuren dat 2023 een overgangsjaar wordt omdat door de late vaststelling van het NSP én het Agrarisch Natuur en Landschapsbeleid de uitvoering een probleem zou zijn. Wij hebben daar begrip voor, maar vinden dit geen reden om de invoering van cruciale onderdelen van het NSP te vertragen. Wij roepen het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, de provincies en de waterschappen dan ook op het nieuwe GLB toch in 2023 in te voeren.
Tot slot merken we op dat door de onrust bij agrarische ondernemers vanwege de kabinetsplannen voor stikstof landbouw en de nieuwe mestregels, de instapeisen voor de ecoregelingen zijn versoepeld. We roepen het ministerie daarom op om vanaf 2024 de eisen weer aan te scherpen. Om zodoende de landbouwsubsidies uit Brussel optimaal te laten bijdragen aan de broodnodige vergroening van de Nederlandse landbouw.